E-loos Hooglied
Kus mij toch, oh kust jouw mond mij toch
Jouw lust voor mij is duur zacht sap
jouw huid drupt langs mijn mond als fruit
ik snuif jouw naam, als walm van goud
Als nog maagd, zo zucht ik naar jou
drijf mij van mijn plaats, haast mij naar jouw huis
Juich nu, zing om ons
prijs uitzinnig, als Lazarus na wijn
ik was jong, maar wist van jou
maar ik, maagd van Raaf,
zo zwart als ik, ik was zo zwart, zo mooi
Als dat spanhuis van Kadar
als Salomons spanhuis
Ik, zo zwart als ik, minacht mij nooit
mijn huid is zwart van zon
maar mama’s zoon was hard voor mij
hij dwong mij, hij sprak: zorg voor druif, zorg voor wijn, zorg voor tuin
maar ik minacht mijn tuin
krijs jouw antwoord nu tot mij, mijn schat, mijn vrucht
waar graast jouw kalf, waar graast jouw schaap?
Waar rust jouw kalf dan ’s middags?
Ontdool mij! Ontdool mij!
langs zo’n vlucht van kalf, van lam, langs maat, kornuit, kompaan.
hij zong voor mij:
gul aai ik jouw wang
duur staal aan jouw hand
praal schijnt van jouw hals
ik vorm wat puntig goud voor jou
maar fraai stuk hart,
mijn prachtig paard voor farao,
ontspoort jouw pad naar mij?
volg dan mijn ram, mijn kalf, mijn lam
naar baan waar waakspul is
gun daar dat rund wat rust.
Nu lig jij daar, op jouw matras
mijn gras zingt vol van zin
maar jij, mijn schat, mijn dot van hars,
jij slaapt aan mijn borst
mijn bron, mijn oog, mijn lust, mijn bok
maar jij, mijn schat, jij schminkt mij rood