Prelude: een gevaardelijke onderneming

Uit Leapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Prelude: Een gevaarlijke onderneming.

Zou ik nu dingen schrijven als: 'Wat moet er in 's hemelsnaam van mij worden...' dan zou zo'n zinnetje me onecht in de oren klinken en tegelijkertijd zou het een moerasachtige zuigkracht uitoefenen, tot ik me er niet meer van zou kunnen losrukken. Dat is de macht van de taal, en het is aan mij die macht behoedzaam in een andere richting te drijven, van me af .

Geweld en vernietiging als onderdeel van mijn werk houden me al een tijd bezig. Ik las het boek "De gemeden sleutel. De kindertijd en onze cultuur". Hierin onderzoekt Alice Miller aan de hand van levensbeschrijvingen van onder andere kunstenaars en filosofen welke rol geweld en vernietiging in hun leven hebben gespeeld. Ik heb het boek niet chronologisch gelezen, maar maakte een keuze op basis van de beschrijving in de inhoudsopgave. Ik begon met: Lachsalvo's bij kindermishandeling en de kunst van de zelfbeheersing (over Buston Keaton). Ik werd misselijk van die beschrijving, het is niet mijn verhaal, toch herken ik het. Daarna probeerde ik nog een ander hoofdstuk: Wanneer Izaäk van het altaar afstapt (over Rembrandt). Het werd niet veel beter. Weg met dat boek. Ik moet eens wat voorzichtiger gaan doen, geesten oproepen is niet geschikt voor bange zielen. Ik kies een ander pad, maar ik merk dat ik ook daar mijn oude duivels tegenkom.

Het schrijven van dit verslag wordt een gevaarlijke onderneming. Ik ben namelijk niet uit op conclusies, terwijl dit in een onderzoeksverslag wèl de bedoeling is. Het past bij mijn besluit geen stelling te nemen en niet te dicteren. Het past bij hoe ik denk en voel; alles kan betwijfeld worden, verbanden zijn eerder associatief dan causaal. Het oude Duitse liedje Die Gedanken sinds frei verwoordt mijn gedachten treffend. Dit verslag is daarom ook een schrijf-oefening: lukt het om niet concluderend te schrijven? Ik zal het merken tijdens het schrijven. Misschien lukt het niet en zet ik mezelf vast. Misschien ontkom ik niet aan allerlei stijlbreuken, onoplosbare tegenstrijdigheden, of – omdat ik niet te strak wens te kaderen – vliegt wat ik wil schrijven wel alle kanten op, met een richtingloze brei tot gevolg. En toch wil ik het zo. Sterker nog: het moet.