Vadermoord essay

Uit Leapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

April 2010: Kennen wij elkaar? Het is dan zo'n tien jaar geleden dat ik mijn ouderlijk huis verliet. Je zou zeggen dat de groeipijntjes dan achter de rug moeten zijn, maar eigenlijk hebben we nog nooit echt met elkaar gesproken. Er stond nogal wat op het spel: nu spreken, anders geen contact meer. Het waren pittige gesprekken, maar op dat moment werd hij vader en ik dochter. Ik kreeg een dummy van hem, uit zijn academietijd. Ik trof daarin een bonte verzameling van tekeningen, composities, tot en met een lijst van tenminste 50 mogelijke beroepen. Op een tekening herkende ik mezelf, ik zal een jaar of vier geweest zijn. Iedereen klaar voor de toekomst, wat dat ook moge zijn. Of had moeten worden. Maart 2012. Ik ben op bezoek bij mijn ouders. Op dat moment ben ik eerstejaars beeldende kunst. Mijn vader roept me: de vader van Picasso gaf ooit al zijn schilderspullen aan zijn zoon en hing zijn kunstenaarschap aan de wilgen. Misschien geef ik ooit alles aan jou. Mijn kunstboeken geef ik vast aan jou. Met een kofferbak vol boeken rijd ik naar huis. Maart 2014: Ik ben gefascineerd door Rauschenbergs Erased De Kooning. Mijn vaders dummy ligt voor me: zal ik zijn dummy uitgummen? De radicaliteit van Rauschenberg spreekt me erg aan; een radicale daad ten opzichte van de geschiedenis en zijn eigen positie als kunstenaar, balanceren tussen wat jou bepaald heeft en wat je zelf wilt bepalen. De vraag van Rauschenberg zal ongetwijfeld pijnlijk geweest zijn voor De Kooning: mag ik jou ontkennen, uitwissen, tot ongedefinieerde sporen uit het verleden reduceren? Een radicale breuk forceren: Rauschenberg die zijn artistieke peetvader ombrengt. Ik besluit de dummy nog even te laten rusten. Het is nog niet het moment. Zou ik de dummy op dat moment uitgegumd hebben, dan zou het slechts als een vernietiging voelen, terwijl ik daar niet op uit ben. Het idee van de vadermoord blijft me fascineren. Begin juni 2014. Mijn vader belt. De vader van Picasso was ook kunstenaar. Toen hij zich realiseerde dat zijn zoon een betere kunstenaar was, gaf hij al zijn spullen aan zijn zoon. Ik wil je iets vragen. Wil jij al mijn spullen? Al mijn verf, al mijn tekeningen en schilderijen? Als kunstenaar accepteer ik dat ik geen kunstenaar ben, maar ik troost me met de gedachte dat ik er een heb voortgebracht. Ik erken het: jij bent kunstenaar. Jij bent mij voorbij gestreefd. Jij bent mijn dochter. Na al je omzwervingen ben je waar je moet zijn. Verknip mijn tekeningen, maak er maar een enorme collage van. Ik weet niet zo goed wat ik ervan moet vinden. Het klinkt als een eer, dat wel. Het maakt me een beetje wantrouwig. Probeer je nu via mij voort te leven? Of gaan we abdicatietje spelen? Ik zit te namelijk niet wachten op toestemming voor mijn positie. Toch neem ik het aanbod aan. Juli 2014. Stichting IDFX te Breda stelt ruimte beschikbaar aan derdejaars studenten. Studenten kunnen twee weken werken in die ruimte en de werkperiode afsluiten met een expositie. Samen met medestudent Vanya Fronik heb ik hiervan gebruik gemaakt. Het voor de eerste keer bekijken van de tekeningen was een vreemde gewaarwording. Ik herken mijzelf in zijn lijnen. Ik zie hoe een onzekere signatuur steeds krachtiger wordt. Ik zie verschillende data staan en probeer die aan een tijd te koppelen. Rond één datum is bijzonder veel werk gemaakt. Februari 1984, dat is bij de geboorte van mijn zusje. Zou die gebeurtenis zijn productiviteit hebben verhoogd? Het papier is in slechte staat, het zijn goedkope schetsvellen. Er zit ook een stapeltje goed papier tussen. Het is leeg. Gekocht voor het moment dat het echt goed zou gaan worden? Ik wist niet zo goed hoe ik moest beginnen. De tekeningen uitgestald door de hele ruimte bij IDFX. Nerveus heen en weer gedrenteld, omdat ik niet direct iets kon besluiten. Tekeningen verknippen. Met wat gevoel voor drama vraag ik me af of ik hiervoor een nieuwe schaar ga kopen. Zo'n mooie blinkende, klaar voor de rituele slachting. Niet nodig, een keukenschaar volstaat. Het knippen levert niets op. Het blijven uitgeknipte tekeningen, het wordt niet mijn werk. Het moet radicaler. Ik ga ze uitschuren, een nieuwe bestemming geven. Uitschuren, zoals in vroeger tijden wel met handschriften gedaan werd. Ik heb vaker in boeken geschuurd. Zo ben ik al enige tijd bezig met het leegschuren van een encyclopediereeks. De bladen van de encyclopedie kunnen best wat hebben, het is dik, hard papier en de inkt ligt erop. Wat er door de afwezigheid zichtbaar wordt is wat me hierbij boeit. De tekeningen waren op goedkoop en slecht papier gemaakt, er is op getekend met houtskool en conté, daarbij heeft de tijd ze behoorlijk aangetast. Om niet als een vandaal te werk te gaan moet ik heel voorzichtig werken. Het duurt even voor ik weet hoe ik een selectie ga maken. Ik kies voor tekeningen die gesigneerd zijn. Joost staat erop. Die naam schuur ik niet uit. Het stof dat loslaat bestaat uit een mengsel van papier en pigment en sporen van de tijd. Ik vang het per tekening op. Van het stof maak ik nieuwe tekeningen, ik schud het op papier. Er ontstaat een tekening met sporen die iets van hun oorsprong verraden, maar er verder niets over vertellen. Gedurende het schuren draag ik steeds hetzelfde jurkje. Al snel lijkt het op een slagersschort, een getuige van mijn handelingen. Op de geschuurde tekeningen ontstaat een merkwaardig beeld. Een deel heeft losgelaten, terwijl een ander deel juist nog dieper in de huid van het papier is gaan zitten. Bepaalde delen lichten op, omdat het licht een relatie met het beschadigde oppervlak aan gaat. In het beeld gaan aanwezigheid en afwezigheid samen, er is iets te zien, iets nieuws, en het oude werk schijnt er incompleet doorheen. Je kunt de oude lijnen menen te herkennen en te herleiden, maar ze zijn niet meer wat ze waren. Mijn vader was niet blij toen hij hoorde dat ik zijn werk had uitgeschuurd. Maar het is de consequentie van de overdracht van het werk. Het is nu van mij, ik behandel het op mijn manier. En ik heb een afscheidsrede voor je geschreven, waarmee ik de vadermoord voltooi, je gaat eraan, inderdaad. Ik wil graag dat je meewerkt, jij maakt je laatste werk, je laatste tekening, terwijl ik de rede uitspreek. Misschien tast ik die tekening nog aan. Dat is dan ook mijn werk. Hij stemt toe. En zo gebeurde het dat ik bij de opening van de expositie de afscheidsrede uitsprak, terwijl hij zijn laatste werk maakte: een zandtekening, die ik vervolgens deels heb weggeveegd. Tegen de achtergrond: de uitgeschuurde tekeningen, de stoftekeningen en het slagersschort. En in aanwezigheid van het publiek. Een dergelijke rede moet namelijk niet in stilte uitgesproken worden. Ik wist dat ik hierover wilde schrijven. Ben ik een vadermoordenaar of een iconoclast? Ik zoek in de geschiedenis naar paralellen om mijn werk verder te duiden. Vadermoord, Oedipus, Freud. Onbruikbaar. De kunstenaar Richard Dadd die in de 19e eeuw zijn vader vermoordde dan? Nee, Dadd was krankzinning. Ik neem volledig de verantwoordelijkheid voor mijn daden. Ik stop met graven in de geschiedenis. Het lijkt alsof ik mijn werk wil verantwoorden door voorbeelden uit de geschiedenis, terwijl ik juist met dit werk op zoek was naar een radicale breuk met mijn eigen geschiedenis, wetende dat dat nooit helemaal kan. De afscheidsrede.

30 jaar geleden werd er een kunstenaar geboren, hij heette toen al 22 jaar Joost. 30 jaar was hij kunstenaar, al was hij soms vermomd als iets anders. 
Zoals dingen gaan: wie geboren wordt zal sterven, door ouderdom, ziekte, een ongeval, of soms moord. 
Vandaag is het jouw tijd, jouw beurt om je hoofd op het offerblok te leggen, en je gedaante als kunstenaar af te leggen.

Vrees niet, Joost, je mag je naam houden.

De te voltooien doodslag zullen we niet vooraf laten gaan door een laatste maaltijd, dat klinkt zo dramatisch. 

30 jaar, je bevindt je in goed gezelschap. Jezus verliet op die leeftijd huis en haard en gaf zijn beroep als timmerman op. Augustinus bekeerde zich op zijn dertigste tot het christendom en gaf zijn oude leven letterlijk op. Mag ik je nu dan doden? In art one must kill his father, is een uitspraak die aan Picasso is toegeschreven. Het is een opdracht aan mij. Een opdracht zonder instemming is niets waard, vandaar mijn: Ja, ik wil. Ik neem mijn taak serieus. Jouw stoffig overschot is bij mij in goede handen. Ik heb het opnieuw gevormd, getoond, en zelfs ingeademd. Je erfenis, het stoffig overschot, had ik al deels geïncasseerd. Vandaag volgt het laatste deel, het laatste dat door jouw handen gemaakt is. Hierna kan de kunstenaar vredig sterven. Dan is de taak voltooid. Of zou ik zeggen: Het is volbracht. Degene die die woorden eerder uitsprak kwam nog eens terug, in een andere gedaante. Hoe dat bij jou gaat lopen, dat is een vraag die we in de toekomst kunnen beantwoorden.